Gewone wesp - Duitse wesp
Wat zijn de verschillen?
Mij bereiken regelmatig vragen naar de soort wespen die men gefotografeerd heeft. Het gaat dikwijls om de gewone wesp (Vespula vulgaris) of de Duitse wesp (Vespula germanica), die beide in Nederland zeer algemeen voorkomen, ook naast elkaar in dezelfde gebieden. Ze worden samen ook wel limonadewespen genoemd. Het onderscheidende kenmerk met andere Vespula-soorten (kortkopwespen) is de geheel met geel opgevulde binnenoogrand. Die binnenoogrand is door de ingesnoerde facetogen vrij breed. De ogen zelf hebben door de insnoering de vorm van een ouderwetse telefoon.
Dus eerst kijken naar die gele binnenoogrand als je denkt dat het een Vespula is. Gelijkende wespen zijn hoornaars en langkopwespen, maar die zijn een stuk groter. Hoornaars (Vespa) zijn herkenbaar aan de sterk verbrede slapen, vooral aan de bovenzijde van de kop. De slaap is het gebied naast de facetogen geheel tot aan de bovenkant kop. Je moet dat bekijken vanaf de bovenkant (dorsaal). Langkopwespen (Dolichovespula) hebben een lange wang (deel tussen kaakbasis en facetoog).
Ik zal achtereenvolgens de verschillen bespreken van deze 2 soorten (Vespula germanica en vulgaris) vanaf de voorkant kop (frontaal); de bovenkant (dorsaal) en de zijkant (lateraal) van het insect.
Meestal heeft men slechts enkele foto's die essentiële kenmerken niet duidelijk tonen en dan wordt het moeilijk. Sommige kenmerken zijn minder sterk dan andere.
De 2 goed bruikbare (primaire) kenmerken zijn voor beide seksen:
- de vorm van de uitloop van de gele binnenoogrand richting voorhoofd (beste kenmerk);
- de vorm van de 3e kaaktand is ook bruikbaar, maar bij een kleine minderheid van de exemplaren is de kaaktandvorm licht afwijkend. Bij vrouwtjes vulgaris verloopt de lange lijn van die kaaktand soms minder recht en loopt dan uit op een meer scherpe punt in plaats van een hoekige punt. De kaaktand lijkt dan wat op die van germanica. Bij mannetjes zag ik dat nooit, maar het is niet uit te sluiten.
Er zijn 3 aanvullende (secundaire) kenmerken (vrouwtjes):
- de gele buitenoogrand (op de slaap) is voor vrouwtjes (vooral koninginnen) een goed aanvullend kenmerk: wel of niet onderbroken. Bij werksters is die onderbreking meestal minder goed zichtbaar. Het is dan geen zwarte vlek maar wat grijsachtig, mede door de lichtkleurige beharing;
- de gele zijlijn van het halsschild (pronotum) richting vleugelschubben (tegulae) is een goed aanvullend kenmerk: met of zonder uitstulpingen aan de onderzijde;
- de vorm van de zwarte vlekken op het kopschild (clypeus) kan meestal dienen als aanvullend kenmerk bij vrouwtjes.
Voor mannetjes zijn er geen goede secundaire kenmerken.
Voor het onderscheid man-vrouw: mannetjes hebben langere antennen (langer dan de lengte van de voorpoten en gemiddeld 1,7 x langer dan die van werksters) en hebben 13 antenesegmenten; vrouwtjes (koninginnen en werksters) 12. Mannetjes hebben 7 achterlijfsegmenten; vrouwtjes 6. Mannetjes zijn er pas in de loop van de zomer (na juli).
De kop
1. De voorkant kop van een vrouw gewone wesp vertoont op het kopschild (clypeus) een soort anker- of pijlvorm. Bij sommige heeft deze vorm wat extra uitsteeksels, bij andere niet. Bij sommige vrouwtjes Duitse wesp kan er ook een soort ankervorm op het kopschild te zien zijn. Zie hierna in de volgende alinea. Daarom kan de ankervorm alleen geen 100% zeker kenmerk zijn voor een vrouw vulgaris en is die vorm in dit document opgenomen als secundair kenmerk.
Bij mannetjes vulgaris is de vlekkentekening op de voorkant kop variabel.
Bij de Duitse wesp zijn op het kopschild dikwijls 3 losse vlekken te zien: 1 in het midden en 2 eronder naast elkaar. Soms is er toch nog verwarring mogelijk, want de eerste (hoogste) vlek is soms bij vrouwtjes gesteeld en zit dan vast aan de zwarte band tussen de antennen. Hier is een soortgelijke gesteelde tekening te zien bij een koningin Duitse wesp. Soms zijn zelfs de onderste 2 zwarte vlekken verbonden met de steel en lijkt het een complete ankervorm als bij de gewone wesp. Soms is er maar 1 vlek (de middelste) aanwezig. De koptekening van vrouwtjes Duitse wesp is dus nogal variabel en kan soms verwarring geven met een gewone wesp.
Bij mannetjes is er bij zowel gewone als Duitse wespen dikwijls een rommellige vlekkentekening op het kopschild, waaraan geen zeker kenmerk kan worden ontleend.
2. De kaken zijn bij deze soorten iets verschillend. Bij de Duitse wesp is de 3e kaaktand (vanaf de onderkant geteld) wat puntiger door een aan het eind naar binnen gebogen (concave) kaaktandlijn, die eindigt in een puntige vorm. Bij de gewone wesp is deze tand (meestal) veel hoekiger, omdat het lange deel van de kaaktand bijna recht is of slechts licht gebogen over de gehele lengte van de tand. Op deze vergelijkingsfoto is de 3e kaaktand goed zichtbaar. Deze laatste illustratie is een 'ideaal-vorm'. In de praktijk zie je ook wat variaties. Deze werkster Vespula vulgaris heeft een lijn van de 3e kaaktand, die iets minder recht is dan gewoonlijk. Interpretatie en combinatie met andere kenmerken is dikwijls nodig.
De kaakvorm is een belangrijk determinatiekenmerk van deze wespen (vrouwtjes en mannetjes), maar kan soms wat afwijkend zijn. Dan is de lange kaaktandlijn bij vulgaris minder recht en lijkt dan wat op germanica. Bij twijfel dus altijd een ander kenmerk erbij betrekken.
3. Bij de Duitse wesp (vrouw) eindigt de gele binnenoogrand meestal min of meer convex gebogen of in elk geval naar buiten uitstulpend in de richting van het voorhoofd of ongeveer recht, niet concaaf (ingebocht). Bij een man Duitse wesp idem, niet altijd mooi rond, soms met wat 'rafels' of scherpe punt maar in elk geval meer of minder uitstulpend.
Bij een vrouw gewone wesp is deze rand concaaf gebogen naar de binnenrand van de ogen toe en in elk geval niet uitstulpend in de richting van de frons. Bij een man gewone wesp is dat ook zo, maar er zijn soms afwijkingen, die interpretatie vergen. De enkelvoudig ingebochte vorm komt het meest voor. Soms bestaat die vorm uit 2 aaneengeloten inbochtingen, waarbij in het midden een scherpe uitstekende punt aanwezig is. Die punt moet dus niet gezien worden als uitstulpsel, maar als onderdeel van een complexere vorm, die dan 'dubbel' concaaf is. Die afwijkende vorm komt ook wel voor bij vrouwtjes en dan bij koninginnen Vespula vulgaris meer dan bij werksters, waarbij dit voorbeeld een vrij strakke vorm heeft met 2 scherpe inkepingen. Die moeten dus gezien worden als 2 gekoppele concave vormen. Die vormen samen hebben weliswaar een scherp uitstekend deel in het midden, maar het totaal van die vormen mag niet als convex gezien worden, omdat de 'gemiddelde' buitenlijn van de uitloop van het geel op het voorhoofd niet convex is. Omdat deze uitzonderingen verwarring kunnen geven moet in een dergelijk geval zeker ook naar andere kenmerken worden gekeken, zoals de vorm van de 3e kaaktand, de wel of niet onderbreking van de gele buitenoogrand en de clypeusvlekken.
De vorm van het eind van de gele binnenoogrand (op de bovenkant kop) is meestal een zeker kenmerk van deze wespen (vrouwtjes en mannetjes) bij juiste interpretatie.
De bovenkant van de wesp
1. Op de voorzijde van de thorax (borststukrug, scutum) loopt een lichte streep, die halverwege het scutum stopt. Bij de gewone wesp eindigt dat streepje iets puntig; bij de Duitse wesp wat breder en stomp. Het is geen sterk kenmerk, want het is niet altijd even duidelijk zoals bij deze.
2. Zowel gewone als Duitse wespen hebben op het schildje (scutellum, direct achter het grote middendeel van de thorax) 2 gele vlekken. Ook het achterschildje (postscutellum of metanotum) dat daarna volgt heeft 2 gele vlekken. Sommige gewone wespen hebben op het daarna volgende laatste thoraxdeel, het propodeum, ook nog 2 gele vlekken, zoals deze laat zien.
Andere hebben het niet. Bij de Duitse wesp zag ik dit uiterst zelden, maar als het voorkomt kunnen de propodeumvlekken vrij groot zijn, zoals bij dit exemplaar: zicht op bovenkant; zicht op zijkant. Ook bij andere wespensoorten zie je deze vlekken variëren en de propodeumvlekken zijn dus geen determinatiekenmerk. Het propodeum is hier beschouwd als het laatste deel van de thorax. Wetenschappers die 'rechter in de leer' zijn beschouwen dit deel van het insect als het eerste deel van het achterlijf. Dat is voor velen verwarrend en daarom is het achterlijf hier beschouwd als te beginnen na de taille (petiole).
3. Het achterlijf van de gewone wesp vertoont meestal op de bovenkant van het eerste segment (tergiet) een brede pijl, die bij werksters dikwijls gesteeld is. De pijlvorm (smal, breed of gesteeld) is echter variabel, zowel bij vrouwtjes als mannetjes. Bij werksters van de gewone wesp kan de pijlvorm bedrieglijk smal zijn, zoals bij dit exemplaar.
Ook bij mannetjes gewone wesp kan deze pijlvorm wat minder breed zijn en veel gelijkenis vertonen met die van een Duitse wesp. Andere mannetjes gewone wesp laten op de 1e tergiet een brede ongesteelde pijlvorm zien (gesteeld kan ook een zeer brede steel betreffen!). De pijlvorm op de 1e tergiet kan dus verwarring geven. Als deze pijl bij een man breed en ongesteeld is (zoals op de laatste foto) is het zeer waarschijnlijk een gewone wesp, want de Duitse wesp heeft daar meestal een gesteelde pijlvorm (ik zag het nooit anders), maar het is dus slechts een indicatie, want determinatietabellen gebruiken dit kenmerk niet. Het is dus mogelijk variabel. Voor zekerheid zijn dan altijd andere kenmerken nodig als eerder beschreven.
Bij de Duitse wesp is op de 1e tergiet dikwijls een pijlvorm te zien, die dikwijls veel smaller is dan de soms brede vorm van de gewone wesp. Ga echter nooit alleen af op de vorm van de pijl als deze smal is. Bij een brede ongesteelde pijl zal het dikwijls een gewone wesp zijn, maar smalle pijlen kunnen verraderlijk zijn, zie deze vergelijkende foto. Hier is een werkster Vespula germanica te zien met een zeer afwijkende pijltekening op tergiet 1. Bij dit exemplaar is overigens ook de kopschildtekening afwijkend van wat meestal gezien wordt bij deze soort. Zo is het duidelijk dat de pijlvorm op tergiet 1 geen determinatiekenmerk kan zijn.
Zowel bij de gewone als de Duitse wesp kunnen de bolletjes aan de zijkanten van de zwarte banden los zijn of gesteeld. Hierop is nog wel meer variatie mogelijk en de achterlijftekening kan zelfs zeer rommelig zijn. Het is dus geen determinatiekenmerk.
Ook de overige tergieten kunnen bij mannetjes van de gewone en Duitse wesp ongeveer dezelfde tekening hebben en de tekening van het achterlijf is dus niet bruikbaar voor determinatie. Dat geldt overigens ook voor de sternieten (onderkant achterlijf). De vorm van de 3e kaaktand of, nog liever, de uitloopvorm van de binnenoogrand op de frons brengt dan uitkomst. Zekerheid geeft uiteraard ook het genitaal, zie hierna.
De zijkant van de wesp
1. De kop van beide wespensoorten laat achter het oog (buitenoogrand, slaap) een gele streep zien. Bij de Duitse wesp loopt die streep zonder veel haperingen door van de bovenkant oog tot de kaken. Bij de gewone wesp zie je aan de buitenkant, ongeveer net onder het midden meestal een donkere inham, dikwijls een gehele onderbreking van het geel. Het is wat variabel, zeker als het mannetjes betreft. Bij aanwezigheid van een duidelijke (zwarte) onderbreking van het geel zal het zo goed als zeker een gewone wesp zijn. Bij Vespula germanica is de gele buitenoogrand doorlopend, maar op de plek waar de onderbreking van vulgaris is, heeft het geel bij germanica dikwijls een lichtere kleur, maar nooit zwart.
2. Op de zijkant van de thorax heeft de Duitse wesp tussen de vleugelschubben (tegulae) en het begin van de thorax een gele langwerpige lijn of vlek (pronotum-lijn) die aan de onderkant uitstulpingen heeft of puntig uitloopt. Vooral bij koninginnen is dat laatste goed te zien; bij werksters minder duidelijk, maar wel meestal met een verdikking of een uitgezakt puntje of blokje; bij mannetjes soms wel, soms niet zichtbaar. Het is een deel van het pronotum (halsschild, 1e thoraxdeel) dat bij deze wespen doorloopt tot aan de tegulae.
Bij de vrouwtjes gewone wesp is die langwerpige vlek gewoon een gele streep, dus zonder een punt of andere uitstulping aan de onderzijde.
Bij veel mannetjes Duitse wesp is deze tekening van het pronotum nauwelijks anders dan bij mannetjes gewone wesp en bij mannetjes biedt dat dus geen houvast, behalve als de gele pronotumstreep uitstulpsels heeft, want dan zal het waarschijnlijk een Duitse wesp zijn.
3. Beide soorten hebben een zogenaamde korte wang. Dat wil zeggen dat het deel tussen het oog en de kaak zeer kort is. Voor bepaalde wespen is dit een belangrijk determinatiekenmerk, vooral voor de soorten met een lange wang, zoals bijvoorbeeld de middelste wesp (Dolichovespula media) of de Saksische wesp (Dolichovespula saxonica). Die laatste wesp kan er overigens bedrieglijk uitzien en op het eerste gezicht van de koptekening erg lijken op een gewone wesp. Ook het achterlijf is niet erg verschillend, want ook de gewone wesp kan een ongesteelde pijlvorm hebben op tergiet 1. Bovendien is de gele buitenrand van het oog bij deze soort ook onderbroken. Het eerste kenmerk om goed op te letten is de lange wang. Die heeft een gewone wesp nooit. De Saksische wesp heeft ook geen binnenoogrand die eindigt op het voorhoofd (Middelste wesp wel).
Genitaal onderzoek
Als de 2 kenmerken bij mannetjes niet tot een zeker resultaat leiden zit er niets anders op om voor zekerheid met een microscoop of loep (20 x) het genitaal te onderzoeken. Bij een mannetje V. vulgaris zitten er 2 naar achteren gerichte tandjes op; bij V. germanica geen puntige tandjes, maar een soort halfronde zijlobjes en de zijrand van het genitaal is bij de basis iets omgeslagen. Ter verduidelijking geef ik nog foto's van de penis van een mannetje gewone wesp en Duitse wesp. Bij deze foto's kan tevens de bijbehorende voorkant kop en bovenzijde van het desbetreffende mannetje worden bekeken.
Het genitaal van een wesp bestaat uit meer dan alleen de penis. Het is een complex orgaan met binnenste en buitenste tangen (parameren), die ervoor zorgen dat alleen met een vrouwtje van de eigen soort gepaard kan worden, zie verder deze genitaal-foto van een man Vespula vulgaris.
Resumerend
Kijk altijd eerst of de wang (deel tussen onderkant facetoog en kaakbasis) kort of lang is. Bij een lange wang zal het een ander genus (Dolichovespula) betreffen. Kijk ook of de binnenoogrand tot boven toe geheel met geel is opgevuld. Zo niet, dan is het mogelijk een andere Vespula-soort dan die hier worden beschreven.
De vorm van het einde van de binnenoogrand op het voorhoofd is bij beide seksen een zeker kenmerk.
De vorm van de 3e kaaktand (zowel bij vrouwtjes als mannetjes) is meestal een goed onderscheidend determinatiekenmerk, maar vertoont soms lichte afwijkingen.
Dat zijn de 2 primaire kenmerken.
Secundair bij vrouwtjes zijn de zwarte tekening op de voorkant kop, de vorm van de gele pronotumstreep en de vorm van de gele buitenoogrand op de slaap.
Probeer voor de zekerheid van de soortnaam bij vrouwtjes van deze wespen altijd 2 kenmerken te zien waarvan er minstens één primair is.
Mannetjes hebben dezelfde primaire determinatiekenmerken (zie hierboven). De andere secundair bij vrouwtjes geldende kenmerken zijn bij mannetjes niet aanwezig of onvoldoende betrouwbaar.
Voor mannetjes geeft onderzoek van het genitaal 100% zekerheid.
Succes, Albert de Wilde
(Versie 10 oktober 2022)
Terug naar boven
Naar de wespenpagina