Op de foto's kan worden geklikt voor een groter formaat (800x600) en nadere toelichting. De foto's zijn genummerd en het nummer wordt zichtbaar door er met de cursor op te gaan staan.
De determinatiekenmerken zijn geïllustreerd met foto's van 2 preparaten (Naturalis, Leiden), Zweden, Gothemshamar, 25 juli 2009.
De determinatiekenmerken zijn ontleend aan de tabel van de Duitse jeugdbond (DJN), Bestimmungsschlüssel für die Faltenwespen van Christian Schmid-Egger, 2003.
De tabel behandelt mannetjes en vrouwtjes apart. We kiezen voor mannetjes: 7 achterlijfsegmenten (foto 1).
1. De zijlijn van sterniet 2 verloopt (vanaf sterniet 3) in de richting van de groeve recht of met een zwakke (convexe) boog (foto 2 en 3): naar 5
5a. De middelste ribben in de groeve van sterniet 2 zijn ongeveer tweemaal zo lang als de 2e of 3e vanaf de zijkant (foto3);
5b. het zijprofiel van de lange lijn van sterniet 2 is gelijkmatig gebogen (foto 2 en 3): naar 6.
6a. Het propodeum (bovenzijde en zijkanten) heeft een matte leerachtige sculptuur en smalle zijranden in het middengedeelte (foto 2);
6b. metapleuren mat of gepuncteerd;
De metapleuren zitten onder de vleugelschubben (tegulae) ter hoogte van coxa (heup) 2. Aan de bovenkant grenzen de metapleuren (metapleuron) aan het postscutellum, aan de zijkanten enerzijds aan het propodeum en anderzijds (richting voorkant thorax) aan de mesopleuren. De opmerking 'mat of gepuncteerd' is in de tabel wat vreemd, want bij de erna volgende punten van de tabel met diverse andere soorten, komt het metapleuron niet meer voor.
6c. tergiet 7 achteraan versmald (foto 1): naar 7.
7. Binnenoogrand geheel zwart (foto 4): naar 9.
9. Hoogstens tergiet 1-3 met gele bandering (foto 1).
(Bij man parietinus minstens tergiet 1-5 met gele band.)
Dat geeft als uitkomst: mannetje Ancistrocerus ichneumonideus (9 -11 mm).
Sommige vaste kenmerken van deze wesp komen in deze tabel niet aan de orde. Hierna volgen er enkele.
a. De totaalvorm van de clypeus: ongeveer even lang als breed is (foto 4).
b. De vorm van de achterrand van het propodeum: na het postscutellum (metanotum) gaat de lijn niet direct naar beneden (foto 2, 5) en is er meestal eerst enige horizontale verlenging, maar korter dan bij man trifasciatus (lateraal bekijken).
c. Het laatste (13e) antennesegment is zoals bij de mannen van andere soorten uit het genus haakvormig omgebogen en is bruinrood (foto 2). De overige segmenten van de antennevlag kunnen aan de onderzijde enigszins roodbruin gekleurd zijn (foto 4), maar ook merendeels verdonkerd zijn.