Op de foto's kan worden geklikt voor een groter formaat (800x600) en nadere toelichting. De foto's zijn genummerd en het nummer wordt zichtbaar door er met de cursor op te gaan staan.
De foto-illustraties betreffen 2 preparaten van Naturalis, Leiden (Emmerschans, 1960 en Nieuwvliet, 1966).
De determinatiekenmerken zijn ontleend aan de tabel van de Duitse jeugdbond (DJN), Bestimmungsschlüssel für die Faltenwespen van Christian Schmid-Egger, 2003.
De tabel behandelt mannetjes en vrouwtjes apart. mannetjes hebben 7 achterlijfsegmenten en 13 antennesegmenten. We kiezen voor mannetjes (foto 1, 2).
1. Sterniet 2 verloopt naar de voorkant (richting groeve) met een stompe of rechte hoek (foto 2): naar 2.
2. Het profiel van sterniet 2 (foto 2) naar de voorkant toe is niet hoekig, maar ook niet met een lichte gelijkmatige boog. Het profiel heeft vanaf sterniet 3 richting groeve sterniet 2 een sterkere buiging van de lijn dan bij de rest van die lijn. Het is een soort afgeronde hoek van circa 120º: naar 3.
3a. Het kopschild (clypeus) is minstens zo lang als breed (foto 3), de inbochting aan de onderzijde iets vlakker (dan bij man oviventris), rondachtig stomphoekig;
3b. de beharing van de sternieten (foto 2, 4) is korter (dan bij man oviventris): naar 4
4a. Tergiet 1 met smalle gele band, ook smal aan de zijkant (foto 1, 5);
4b. alleen de tergieten 1-3 hebben volle gele bandering (foto 1,2), tergiet 4 heeft soms nog zijvlekken;
4c. de antennevlag is meestal aan de onderzijde in het midden verdonkerd (foto 2, 3).
Dat geeft als uitkomst: mannetje Ancistrocerus scoticus (8-11 mm).
Sommige kenmerken van deze wesp komen in de tabel voor deze soort niet aan de orde, bijv. de vorm van de ribben in de groeve van sterniet 2 (foto 4): in het midden iets langer dan aan de zijkanten, maar het verschil is gering.
Ook de vorm van de dwarslijst op tergiet 1 (foto 5) kan nog genoemd worden: convexe boog, die in het midden licht is ingebocht (als bij gazella).