Kunstwasdoppen kunnen gemakkelijk worden gemaakt met een vormhoutje. Ik heb een droog boomtakje (iepenhout) met schuurpapier bewerkt tot het uiteinde de ronde vorm had die ik bedacht had. De maximale doorsnede is ongeveer 9-10 mm, iets meer dan een natuurdop. Als lengte is 6 cm ruim voldoende. Als je een grotere diameter toepast kan de moer zich in de dop omkeren en dat is niet de bedoeling. De was verhitten tot ongeveer 65 graden (bijna stol-smeltpunt) en 3 keer indopen. Het houtje voor iedere nieuwe dop van te voren even in koud water dopen. Met behulp van een uitgevouwen paperclip kunnen aan het eind (top en zijkanten) koud enkele gaatjes geprikt worden, anders stikt de moer en is er ook geen contact met de werksters buiten de dop. Moer met de kop naar beneden plaatsen als in een natuurdop. Ook oude moeren worden zo zonder enig probleem ingevoerd. Het eind van de kunstdop dichtknijpen en haaks omvouwen. Let bij het dichtknijpen op dat de moer aan het eind van de dop zit. Dat is goed te zien bij tegen het licht houden. De dop tussen de raten plaatsen, eventueel de ruimte tussen de raten met een schroevendraaier iets vergroten, zodat het geheel precies pas zit. Zo blijft de kunstdop goed zitten. Het volk daarna minstens een week met rust laten (bevruchte moer); bij een onbevruchte moer minstens 2 weken wachten met kijken.
Koudekerke, 2004.
Foto: © Albert de Wilde