Genitaalapparaat van een honingbij-dar (Apis mellifera).
Bij andere bijen is de structuur geheel anders. Daar zijn 2 tangenparen te onderscheiden: buitenste (gonostylus) en binnenste (penis valve). Daartussenin zit de relatief kleine penis (penis spatha).

Bij het honingbijmannetje is het genitaal anders van vorm. De gonostylus en valve zijn niet te onderscheiden. Er is een relatief zeer grote penis en de 2 uitsteeksels (cornua) zijn ook zeer groot.

Bij de paring klikt het genitaal van de honingbijdar zodanig stevig in het genitaal van de koningin, dat het daarmee een vast geheel wordt. Na de paring scheurt het genitaal van de dar af en sterft het dier vrij kort daarna aan de verwondingen. Dat is bizar en de functie daarvan is misschien dat de koningin slechts eenmaal met dezelfde dar zal paren om zo veel mogelijk verschillend sperma te verkrijgen. Ze paart met 10 tot 20 darren. Ook dat is afwijkend, want hommels en solitaire bijen paren slechts met één mannetje en doen dat niet-vliegend. De honingbijen paren vliegend in de lucht. De mannetjes van solitaire bijen kunnen meerdere keren paren.
De genitaalrestanten van de dar (het bevruchtingsteken) worden bij terugkomst van de koningin bij haar volk door de werksters verwijderd, zodat zij daarna opnieuw kan paren met een andere dar.
Koudekerke, 2003.


Foto: © Albert de Wilde